Reactie op blogpost van Ilse Roosens door André Baert

Ilse Roosens, curator in Mu.ZEE, en André Baert, gids bij Mu.ZEE en auteur van de nieuwsbrief CultuurContaCt, besloten in dialoog te gaan naar aanleiding van het panelgesprek ‘Naar een inclusieve kunstscène’ op 17 juni 2018 in Mu.ZEE met Mathieu Charles, Sophie Feyder, Anne Marie Ange Sibi en Simone Zeefuik. Hieronder lees je de brief van André Baert als reactie op de blogpost door Ilse Roosens (verschenen op 20 augustus 2018, lees het hier).

Misschien moet je beginnen met het (her)lezen van de korte BLOG-dialoog[1] tussen Ilse ROOSENS en CultuurContaCt. 

Wij vinden een parallelle inhoud. Dat wil zeggen twee afzonderlijke verhalen over één thema. De stijl in CCC is persoonlijk, verspringend, als een creatie. De reactie daarop vanuit Mu.ZEE is zeer gericht en vanuit het inzicht van de auteur terecht. Alleen denk ik dus twee werelden te vinden. Die van ons is gebaseerd op de eigen ervaring met de ander, terwijl Ilse voluit voor de verdediging van die ander gaat. Wij zijn de statische vorm die reflecteert, zij de strevende activerende jongere mens die dingen wil rechtzetten en vooruitgaan. En dan krijgt een zin, die van een andere gescheiden wordt, een totaal andere betekenis. Begrijpelijk.

Nooit een probleem gehad met de namen zwart en wit. Afrika is groot en wordt helaas slechts enkel zo genoemd, omdat we nog te weinig kennis hebben over die diversiteit. We weten wat diversiteit is maar om die te kunnen proeven, moet je vragen stellen. Je moet als het ware in Oostende langs de meer dan 130 diverse culturele feestjes passeren om letterlijk die diversiteit te proeven. En dat is ook al niet zo evident, als ik Simone ZEEFUIK[2] in Mu.ZEE een beetje kan volgen: “De vraag naar je oorsprong lijkt op ‘je hoort hier niet.’” En precies dat, Ilse, is een probleem. Twee zijden: wat dat met je doet en wat dat met je sociale context doet. Dat laatste werk je uit in bv. kunst en dialoog. Het eerste kan je alleen maar voor jezelf begrijpen via die psychoanalyse. Geen sprake van onbeleefdheid, maar van hulp, zoals je hulp wil geven aan iedereen die een trauma moet (wil) verwerken. Wij lopen in onze omgeving om diverse redenen nogal hoog op met o.a. Jacques LACAN[3].

In de PowerPointpresentatie van die workshop werd een bankbiljetje geprojecteerd met daarop het portret van een man (ik leg even uit: donkere huid, vermoedelijk Afrikaans maar door de diaspora niet duidelijk op welke locatie). Er werd gevraagd welke vraag wij daarbij zouden stellen. Uitzonderlijk mijn vinger opgestoken. (Helaas niet gezien = te discreet?). Mijn vraag was: waarom een stropdas? Een vraag met twee ladingen: de te dekoloniseren geest die vindt dat op die zwarte man geen stropdas van de Europese witte man past, en de verwonderde die zich afvraagt waarom die man een kledingstuk draagt dat niet bij zijn oorsprong past. En dan zit je weer strop: oorsprong.

Iedereen is gelijk en voor iedereen mag je een verwondering hebben. Een breekbaar bleke roodharige, een spitse lange neus onder krulletjes, wat dikke lippen en kortgeknipt haar, … Terwijl ik die opsomming maak, ziet de lezer drie personages ontstaan vanuit de eigen herinnerde kleuren en vormen. Wat hij of zij al gezien heeft, geselecteerd onthouden en uit het geheugen opgehaald om tot een karikatuur (in de zin van stereotiep) te komen. We denken in vorm en inhoud van wat we kennen en voegen daar iets aan toe. Dat gaat zéér traag, terwijl de politiek van gelijkheid iedere keer slechts één woord duurt. Zeggen, begrijpen en uitwerken, terwijl je traag over de hindernissen van de geschiedenis huppelt.

Ik weet, ik besef dat elke mens gelijk is, in geest (zò’n woord!) zeer gevarieerd en dus boeiend – de mens die binnen de eigen variatie vaak zeer parallel ingesteld is en dat maakt verkiezingen zo dubbelzinnig – maar aan de buitenzijde altijd anders. Ik heb het recht om aan mijn ene buurman – die een luipaard in de buxus van zijn voortuintje knipt - te vragen of hij uit Congo komt, met een mooi gesprek nadien. Ik bedoel: ik toon interesse en een beetje kennis die hij niet had verwacht. Ik heb die vraag al eens gesteld: wat doe ik met het diorama van de prehistorische mens in het cultuurhistorisch museum van Jakarta: had hij toen al naar de neus verlengde oogjes? Of is dit een geactualiseerde interpretatie.

Ik hoop dat ik je het standpunt van CultuurContaCt en mezelf wat duidelijker heb kunnen kaderen. Respect en verwondering. Voor iedereen.




Tenslotte:

Wanneer journaliste Evita NEEFS[4] aan een tramconducteur – waar is de wattman! – vraagt naar de stopplaats het dichts bij een cultureel centrum, dan zegt die: ‘Nooit van gehoord.’ Haar artikel gaat verder: “Het worden vier dagen praten over mensen als hij, bedenk ik. Is dat niet het probleem? Maken intellectuelen zo niet de weg vrij voor populisten? En met welk verhaal, met wel welke argumenten kunnen democraten de trambestuurder opnieuw bereiken?” In het gesprek met filosofe Alicja GESCINSKA[5] dat daarop volgt komen enkele mooie uitspraken die we misschien kunnen meenemen in onze dialoog. “De gezondheid van een democratie ligt in de weerbaarheid van haar instellingen, niet in de mate waarin de grootste groep haar zin krijgt (na verkiezingen).” En: “De school zou actief burgerschap kunnen stimuleren, aan de leerlingen uitleggen dat we een verantwoordelijkheid hebben door de medemens. Dat is meer dan inzicht. Dat is ook een morele dimensie.” Ze verwijst daarbij vaak naar het Burgerinitiatief van David VAN REYBROUCK.[6] Tenslotte – zeer interessant: “Als niemand je verbiedt boeken te kopen of te ontlenen in de bibliotheek, is dat maar een lege vrijheid wanneer je niet ook de vaardigheid hebt om te lezen. De vrijheid van een mens meet je niet louter af aan zijn mogelijkheden, maar vooral aan zijn vaardigheden.” En dat doe je inderdaad op IN Mu.ZEE OVER dekolonisatie.

[1] https://blog.muzee.be/2018/08/20/een-bezoeker-blogt-andre-baert/https://blog.muzee.be/2018/08/20/reactie-op-blogpost-van-andre-baert-door-ilse-roosens/

[2] Chairwomen Simone ZEEFUIK van de workshop ‘Decolonize the Museum” in Mu.ZEE + https://lazeefuik.com/bio-and-contact-info/  

[3] Losjes: https://www.youtube.com/watch?v=5OnhOXq7m4w

[4] Evita NEEFS in De Standaard, 22.06.2018: “Democratie per app, neen bedankt.”

[5] http://gescinska.com + https://nl.wikipedia.org/wiki/Alicja_Gescinska

[6] http://www.davidvanreybrouck.be/sites/default/files/pdf/Weg%20uit%20de%20impasse%2C%20hier%20is%20een%20plan%20-%20De%20Morgen%20-%2011%20Jun.%202011.pdf

Een bezoeker blogt: Sorana Munsya

Tentoonstellingszicht ‘Een gesprek tussen collecties uit Kinshasa en Oostende’ (episode 2) (c) Kristien Daem
Young Congo est une exposition qui a eu lieu à Kinshasa en 2017 à l’initiative de Kin ArtStudio (KAS). Elle a rassemblé les œuvres produites par de jeunes artistes congolais avec le soutien du KAS. Le KAS se veut être un laboratoire indépendant de la création contemporaine de la jeunesse kinoise. Laboratoire parce que comme l’a dit Pr. Lye M. Yoka (directeur général de l’Institut National des Arts de Kinshasa) l’objectif est d’« expérimenter les nouveaux sentiers de la recherche-action en phase à la fois avec les traditions « performantes » endogènes et les tendances esthétiques contemporaines et universalisées. ». Kinshasa est une ville dépourvue aujourd’hui d’institutions muséales détentrices de collections d’œuvres susceptibles d’être montrées dans des expositions à travers le monde. Les œuvres sont bien là, elles existent, mais restent dans la plupart des cas la propriété de collectionneurs privés rattachés à aucune institution.

L’action de collectionner en tant qu’individu est sans doute une action similaire dans les différents coins du globe. Ce qui différentie cet acte du nord au sud - acte qui sera soumis aux interprétations, aux confrontations et autres dialogues - est l’implication d’institutions dans l’acquisition d’œuvres d’art ou même dans le prêt ou l’acquisition de collections d’œuvres initiées par des individus. Sans vouloir surestimer ou surinvestir la mission d’accumulation d’œuvres par les institutions muséales, il semble évident que la démarche d’acquisition est différente lorsqu’elle est initiée par un individu ou lorsqu’elle est le fait d’une structure ayant des objectifs inhérents à sa nature.

Comme dit plus haut, la ville de Kinshasa n’a pas de musée d’art moderne et/ou contemporain. Les deniers publics étant très peu consacrés à la culture, la création contemporaine naît et se développe via des initiatives privées telles que le KAS. Le KAS, né en 2011 et fondé par l’artiste Vitshois Mwilambwe Bondo, se concentre sur la création de jeunes artistes congolais. Il encourage la création dans le domaine des arts visuels et autres formes d’expression contemporaine, et favorise en même temps des échanges entre artistes et initiatives artistiques à travers le monde.

Partant de ces constats, il serait intéressant de réfléchir à l’institution muséale, non seulement dans sa nature et ses missions, mais aussi en fonction du contexte sociétale et économique dans lequel elle évolue. Le Mu.ZEE, dans sa démarche de dialogue entre sa collection et celle d’un collectionneur privé ayant acquis des œuvres originaires de Kinshasa, se connecte avec l’histoire et l’environnement socio-économique de la ville de Kinshasa mais fait aussi le choix intéressant en tant qu’institution publique d’échanger avec le regard d’un seul homme. Pourquoi ne pas également envisager à l’avenir le regard entre institutions ? Institution muséale avec centre de création contemporaine comme le KAS. De telle manière que la confrontation entre les deux structures ferait naître une réflexion tant au niveau de l’histoire mais aussi des pratiques et processus d’aujourd’hui menant à la production artistique dans un contexte comme celui de Kinshasa. Ce genre de dialogue entrerait dans la ligne des réflexions que s’impose le Mu.ZEE, à savoir revoir l’hégémonie des institutions occidentales sur celles africaines mais aussi considérer le musée, plus qu’un lieu d’histoire et d’accumulation d’œuvres, comme un lieu d’expérimentation et d’échanges de pratiques.

Sorana Munsya

Een bezoeker blogt: André Baert

André Baert, gids in Mu.ZEE en auteur van de nieuwsbrief CultuurContaCt blogt over het panelgesprek ‘Naar een inclusieve kunstscène’ op 17 juni 2018 in Mu.ZEE met Mathieu Charles, Sophie Feyder, Anne Marie Ange Sibi en Simone Zeefuik:

ZICHZELF EN DE ANDER BEVRAGEN

Reflecteren is een mooier woord. Het is dan interessant informatiebronnen aangereikt te krijgen. Van vrienden bijvoorbeeld, zoals de regelmatige facebook-nota’s van William SWEETLOVE[1] die overal correcte bronnen zoekt als kader rond en voor zijn geëngageerd werk.

Specifiek op de Franse toestand, een beetje in de Charlie Hebdo[2] & Le Canare Enchaîné[3]-stijl: https://www.facebook.com/lavraiedemocratie/

Reflecteren heeft veel bronnen nodig, maar ook een plotse zin kan wonderen doen. Ik zit al maanden met een uitspraak van Mu.ZEE-directeur Philip VAN DEN BOSSCHE in mijn maag (positief!): “De dekolonisatie van de geest.” En wat daar zo allemaal aan vasthangt. Dat wil ook zeggen dat iedere gedachte opnieuw ontleed moet worden naar haar oorsprong. Om het actueel te houden: Europa (België en Oostende) en Sub Sahara Afrika[4], man en vrouw in het genderverhaal, de mix van zintuigen en hersenen, … Voer voor zetelgesprekken met een van de kinderen of luisteren in Mu.ZEE naar panels die van wanten weten.  We houden het even bij Noord-Zuid, zoals dat in oude gemeentehuizen nog genoemd wordt.

Mu.ZEE Panelgesprekken n.a.v. Dialoog-presentatie Oostende-Kinshasa.

Dit is geen verslag van een gesprek, maar de elementen die bij na-gebleven zijn nà zowel kijken als luisteren in Mu.ZEE. Hoe persoonlijk wordt een museumbezoek!?

Ik zit (voel me) een beetje gewrongen. Enerzijds is er de terechte strijd voor gelijke rechten. Zal slagen. Anderzijds is er de strijd met terugwerkende kracht. Dat wil zeggen: strijden op een fond van wat verkeerd was en dus een rem is op het toekomstbeeld. De rem van inhaaloefeningen, revanche, zichzelf teveel als historisch en te weinig als renoverend zien. Bon: een persoonlijke struikelblok waar ik – zeer ruimdenkend door vrouwen opgevoed want uit zeeliedenfamilie – mee ‘worstel.’ Wanneer de dames in een panel uitvliegen over de tentoonstelling in het SMAK (Verlust der Mitte)[5] waar vluchtelingen tussen cobrakunstwerken worden geplaats en een Congolees dorp wordt ‘na-gebouwd,’ dan voel ik mijn ‘jonge, sterke maar rondzichslaande zin in confrontatie’: de essentie van die tentoonstelling was aanzetten tot nadenken. Het resultaat in dit panel is: boos zijn. Er moet dus meer ‘nagedacht’ worden! En vooral: Zichzelf Bevragen.

Vragen stellen gaat altijd veel verder dan deugddoend uit je buik foerten. Je kan dat bloklettereren. De feiten zijn er. De vraag is hoe die feiten nu gehanteerd worden. Twee mogelijkheden: actief en dus met af en toe een bluts of een fout. Of doordacht, vaak weinig dynamisch en met een gevoel van voor-je-uit-duwen. (een beetje als deze tekst en het ganse idee van de nieuwsbrief.) Hoe zou ik reageren op een aantal feiten in mijn eigen omgeving? Voor mij is dat eenvoudig: naar de psycholoog-analist gaan. Dan weet ik de invalshoek, de fundering en de gevolgen. Maar het duurt wel wat. Vraag is dan nog: ga je daarna berusten of ageren? Daarbij stel ik me nog altijd de vraag of een historisch beeld met een verkeerde oorsprong of verdoken boodschap moet blijven staan. Ja, op voorwaarde dat die dubbele bodem aangetoond wordt. En dan nog zijn die afgehakte handen niet het ergste; er is de schade aan het vrije denken van de nazaten van die slachtoffers. Iets is altijd de aanleiding tot veel meer.

Niet alleen een geïnteresseerd en betrokken panel moet spreken. Ook de academici en in het verlengde daarvan de museumdirecteurs en  curatoren. Daarover ook een artikel van Ignaas DEVISCH  in De Standaard. Een fragment waarin dat éne belangrijke woordje ook staat: “Universiteiten zijn opgericht als vrijplaatsen om zonder dogma’s na te denken, te exploreren en vooruit te kijken. Ingaan tegen de heersende macht hoort daarbij. Die cruciale stap in onze geschiedenis heeft zeker op het Europese continent geleid tot meer openheid en bespreekbaarheid van bestaande denkbeelden. Wetenschappers leren namelijk in de eerste plaats zichzelf te bevragen: ben ik juist? Klopt mijn theorie? Is er geen ander perspectief mogelijk? Heb ik de feiten juist geïnterpreteerd? Die vragen zijn in een publiek debat net zo van belang.” (Devisch, 2018)

BEVRAGEN

Zo’n publiek debat wordt dus vaak georganiseerd in Mu.ZEE Oostende.  Zeker naar aanleiding van de presentatie “Een gesprek tussen de collecties van KINSHASA en OOSTENDE”[6]  die nog loopt tot eind september. De werken worden af en toe vervangen en er loopt tegelijkertijd in de museale opstelling een filmprogramma. We hebben niet alle gesprekken kunnen volgen.

Toch enkele accenten:
- Is iets beter of is iets meer relevant?
- Foto’s met een koloniale inhoud presenteren met een tekstuele historische kadering, mag (moet niet) kritisch zijn.
- Met de geschiedenis van de fotografie (circa 1870) is er zelden werk door een zwarte fotograaf over zwarte onderwerpen. Vaak is het zoiets als zichzelf als rijke fotograferen.
- In het uitwerken van een bepaalde geschiedenis zie je nog de invloed van de witte leraar.
- Stel dat een Afrikaan iets terugkrijgt, stel dan de vraag: waarom krijgt hij het terug? Schuldgevoel?
- Het lichaam is je eigen geschiedenis.
- Hoe ver gaat ‘the white guilt’?
- Kleur wil zeggen: je kan alles dat niet wit is begrijpen. Voor wie maak je een expo over Congo? Voor de witte of de zwarte? Moet de zwarte daarom persé een directeur van de instelling zijn? Delegeren kan ook?
- (Ik) Hoe zwart moet zwart dan zijn? Wat met zwart die nooit in zwart-Afrika geweest is?)
- (Phillip)Wanneer toon je iets, wanneer stop je het weg? Toon je geschiedenis.
- (Ik) Waar ligt de grens tussen begrijpen en vergeten als in vergeten nà begrijpen?
- Proberen tot je ergens kan aan-haken.
- Groeien in een dialoog.

Geprivilegieerd Denken

Ilse ROOSENS staat als wetenschappelijke medewerker van Mu.ZEE heel dicht bij dit project. Haar reactie op bovenstaande oplijsting: “Dat het over ‘schuld’ zou gaan, lijkt mij een projectie van buitenaf, het gevolg van een verleden dat we nooit hebben leren verwerken. Ik denk dat we enkel kunnen luisteren naar de ervaringen van iedereen die met ongelijkheid is geconfronteerd geweest (dat kan ook als geprivilegieerd persoon) en daar iets mee proberen te doen. Het woord ‘wit’ wordt dan ook niet gebruikt om iedereen die wit is te viseren. Het is een uitdrukking om een soort van denken aan te kaarten, je zou het ook geprivilegieerd denken kunnen noemen. Met schuld lossen we niets op, het gaat over hoe we vandaag omgaan met ongelijkheid en hoe we bepaalde groepen mensen framen, terwijl we anderen als neutraal zien. Over beseffen dat heel wat mensen omwille van hun identiteit niet tot de zichtbare groep behoren, minder kans maken op inhoudelijke of leidinggevende jobs of op een platform voor de eigen praktijk. En dan stellen wij ons de vraag hoe wij (als museum) wel open kunnen staan voor visies die niet deel uitmaken van dat geprivilegieerd denken zodat we uit onze kleine bubbel kunnen treden en kunnen bijleren. Ik denk aan alternatieven op het eurocentristische (westen als overwinnaar) en kapitalistische (investeren en winst maken ten koste van de omgeving) vooruitgangsdenken (het geloof dat de mens en de samenleving vooruitgaat en beter wordt)

In de goede traditie van de Nieuwsbrief, geven we tenslotte nog wat zinnentjes mee waarover je kan nadenken. Ze komen allemaal uit MO* waarin een catern over dekolonisatie. Debken jullie even mee?

- Elke ontwikkelingsinterventie in een arme gemeenschap zorgt voor conflicten.[7](MO*, 2017)
- De ommekeer zal van de co,ngolezen zelf moeten komen… politieke leiders, opiniemakrs en kunstenaars moeten het volk informeren, inspireren en mobiliseren voor een ‘Congolsese droom.’(MO*, 2017)
- “Alles wat je voor mij deed, maar zonder mij, deed je tegen mij.” Ghandi.(MO*, 2017)

André Baert


Geciteerde werken:

Devisch, I. (2018, juni 19). Publiek debat is van iedereen. De Standaard, opinie & analyse, p. 38.

MO*. (2017, herfst). Over Dekolonisatie. MO Mondiaal Magazine, 125.

[1] https://www.facebook.com/sweetlove.william

[2] https://web.archive.org/web/20150107144306/http://www.charliehebdo.fr/index.html

[3] https://www.lecanardenchaine.fr

[4] https://nl.wikipedia.org/wiki/Sub-Sahara

[5] http://smak.be/nl/tentoonstelling/10961

[6] https://www.muzee.be/nl/muzee/t208955/een-gesprek-tussen-collecties-uit-kinshasa-en-oostende

[7] Intro Gie GORIS, citaat Helen ZILLE, premier West-Kaap

Een bezoeker blogt: David De Pooter

Turbo Lusavuvu Makaya, L’évangile du Congo, 2013 (c) Steven Decroos

“Lusavuvu Makaya en zijn collega-schilders zijn autodidacten die het schildersvak op straat leerden en de mosterd haalden bij twee andere beeldvormen die geweldig populair zijn in Kinshasa: stripverhalen en reclameschilderingen. ‘L’évangile du Congo’ kun je makkelijk opvatten als een collage van stripbeelden, waarin een zwarte christusfiguur omringd wordt door al het onheil dat Congo door haar blanke bezetters werd aangedaan. De kerstening als het ultieme symbool voor de rampspoed van de kolonisatie. En net zoals het stripverhaal combineren de meeste populaire schilderijen tekst en beeld. ‘Spectacle au village’ van Chéri Samba laat zien dat verschillende taalstijlen gewoon door elkaar gebruikt kunnen worden, een mooie manier om aan te geven dat het dorpsfeest iedereen bij elkaar brengt: jong en oud, arm en rijk.”

“De aantrekkingskracht van de Congolese volksschilderkunst op een westers publiek zit ‘m zeker in de speelse, humoristische manier waarop de schilders verslag uitbrengen van wat de gewone man in de straten van Kinshasa bezighoudt. Elk doek vertelt een heel verhaal met duidelijk afgelijnde, wat karikaturale figuren. De vrolijke naïviteit die ze uitstralen staat vaak in schril contrast met de ernst van het gebrachte thema. Maar het boeiendst aan deze schilderstijl is wel dat het beeld primeert op het object, het immateriële op het materiële. Een werk is immers pas geslaagd als het een discussie op gang brengt. Voor deze Congolese kunstenaars kan een schilderij nooit een statussymbool zijn, een werk dat niet aanzet tot reflectie of debat is gewoon een object als een ander.”

Lees de volledige post van David De Pooter hier.