Reactie op blogpost van Ilse Roosens door André Baert

Ilse Roosens, curator in Mu.ZEE, en André Baert, gids bij Mu.ZEE en auteur van de nieuwsbrief CultuurContaCt, besloten in dialoog te gaan naar aanleiding van het panelgesprek ‘Naar een inclusieve kunstscène’ op 17 juni 2018 in Mu.ZEE met Mathieu Charles, Sophie Feyder, Anne Marie Ange Sibi en Simone Zeefuik. Hieronder lees je de brief van André Baert als reactie op de blogpost door Ilse Roosens (verschenen op 20 augustus 2018, lees het hier).

Misschien moet je beginnen met het (her)lezen van de korte BLOG-dialoog[1] tussen Ilse ROOSENS en CultuurContaCt. 

Wij vinden een parallelle inhoud. Dat wil zeggen twee afzonderlijke verhalen over één thema. De stijl in CCC is persoonlijk, verspringend, als een creatie. De reactie daarop vanuit Mu.ZEE is zeer gericht en vanuit het inzicht van de auteur terecht. Alleen denk ik dus twee werelden te vinden. Die van ons is gebaseerd op de eigen ervaring met de ander, terwijl Ilse voluit voor de verdediging van die ander gaat. Wij zijn de statische vorm die reflecteert, zij de strevende activerende jongere mens die dingen wil rechtzetten en vooruitgaan. En dan krijgt een zin, die van een andere gescheiden wordt, een totaal andere betekenis. Begrijpelijk.

Nooit een probleem gehad met de namen zwart en wit. Afrika is groot en wordt helaas slechts enkel zo genoemd, omdat we nog te weinig kennis hebben over die diversiteit. We weten wat diversiteit is maar om die te kunnen proeven, moet je vragen stellen. Je moet als het ware in Oostende langs de meer dan 130 diverse culturele feestjes passeren om letterlijk die diversiteit te proeven. En dat is ook al niet zo evident, als ik Simone ZEEFUIK[2] in Mu.ZEE een beetje kan volgen: “De vraag naar je oorsprong lijkt op ‘je hoort hier niet.’” En precies dat, Ilse, is een probleem. Twee zijden: wat dat met je doet en wat dat met je sociale context doet. Dat laatste werk je uit in bv. kunst en dialoog. Het eerste kan je alleen maar voor jezelf begrijpen via die psychoanalyse. Geen sprake van onbeleefdheid, maar van hulp, zoals je hulp wil geven aan iedereen die een trauma moet (wil) verwerken. Wij lopen in onze omgeving om diverse redenen nogal hoog op met o.a. Jacques LACAN[3].

In de PowerPointpresentatie van die workshop werd een bankbiljetje geprojecteerd met daarop het portret van een man (ik leg even uit: donkere huid, vermoedelijk Afrikaans maar door de diaspora niet duidelijk op welke locatie). Er werd gevraagd welke vraag wij daarbij zouden stellen. Uitzonderlijk mijn vinger opgestoken. (Helaas niet gezien = te discreet?). Mijn vraag was: waarom een stropdas? Een vraag met twee ladingen: de te dekoloniseren geest die vindt dat op die zwarte man geen stropdas van de Europese witte man past, en de verwonderde die zich afvraagt waarom die man een kledingstuk draagt dat niet bij zijn oorsprong past. En dan zit je weer strop: oorsprong.

Iedereen is gelijk en voor iedereen mag je een verwondering hebben. Een breekbaar bleke roodharige, een spitse lange neus onder krulletjes, wat dikke lippen en kortgeknipt haar, … Terwijl ik die opsomming maak, ziet de lezer drie personages ontstaan vanuit de eigen herinnerde kleuren en vormen. Wat hij of zij al gezien heeft, geselecteerd onthouden en uit het geheugen opgehaald om tot een karikatuur (in de zin van stereotiep) te komen. We denken in vorm en inhoud van wat we kennen en voegen daar iets aan toe. Dat gaat zéér traag, terwijl de politiek van gelijkheid iedere keer slechts één woord duurt. Zeggen, begrijpen en uitwerken, terwijl je traag over de hindernissen van de geschiedenis huppelt.

Ik weet, ik besef dat elke mens gelijk is, in geest (zò’n woord!) zeer gevarieerd en dus boeiend – de mens die binnen de eigen variatie vaak zeer parallel ingesteld is en dat maakt verkiezingen zo dubbelzinnig – maar aan de buitenzijde altijd anders. Ik heb het recht om aan mijn ene buurman – die een luipaard in de buxus van zijn voortuintje knipt - te vragen of hij uit Congo komt, met een mooi gesprek nadien. Ik bedoel: ik toon interesse en een beetje kennis die hij niet had verwacht. Ik heb die vraag al eens gesteld: wat doe ik met het diorama van de prehistorische mens in het cultuurhistorisch museum van Jakarta: had hij toen al naar de neus verlengde oogjes? Of is dit een geactualiseerde interpretatie.

Ik hoop dat ik je het standpunt van CultuurContaCt en mezelf wat duidelijker heb kunnen kaderen. Respect en verwondering. Voor iedereen.




Tenslotte:

Wanneer journaliste Evita NEEFS[4] aan een tramconducteur – waar is de wattman! – vraagt naar de stopplaats het dichts bij een cultureel centrum, dan zegt die: ‘Nooit van gehoord.’ Haar artikel gaat verder: “Het worden vier dagen praten over mensen als hij, bedenk ik. Is dat niet het probleem? Maken intellectuelen zo niet de weg vrij voor populisten? En met welk verhaal, met wel welke argumenten kunnen democraten de trambestuurder opnieuw bereiken?” In het gesprek met filosofe Alicja GESCINSKA[5] dat daarop volgt komen enkele mooie uitspraken die we misschien kunnen meenemen in onze dialoog. “De gezondheid van een democratie ligt in de weerbaarheid van haar instellingen, niet in de mate waarin de grootste groep haar zin krijgt (na verkiezingen).” En: “De school zou actief burgerschap kunnen stimuleren, aan de leerlingen uitleggen dat we een verantwoordelijkheid hebben door de medemens. Dat is meer dan inzicht. Dat is ook een morele dimensie.” Ze verwijst daarbij vaak naar het Burgerinitiatief van David VAN REYBROUCK.[6] Tenslotte – zeer interessant: “Als niemand je verbiedt boeken te kopen of te ontlenen in de bibliotheek, is dat maar een lege vrijheid wanneer je niet ook de vaardigheid hebt om te lezen. De vrijheid van een mens meet je niet louter af aan zijn mogelijkheden, maar vooral aan zijn vaardigheden.” En dat doe je inderdaad op IN Mu.ZEE OVER dekolonisatie.

[1] https://blog.muzee.be/2018/08/20/een-bezoeker-blogt-andre-baert/https://blog.muzee.be/2018/08/20/reactie-op-blogpost-van-andre-baert-door-ilse-roosens/

[2] Chairwomen Simone ZEEFUIK van de workshop ‘Decolonize the Museum” in Mu.ZEE + https://lazeefuik.com/bio-and-contact-info/  

[3] Losjes: https://www.youtube.com/watch?v=5OnhOXq7m4w

[4] Evita NEEFS in De Standaard, 22.06.2018: “Democratie per app, neen bedankt.”

[5] http://gescinska.com + https://nl.wikipedia.org/wiki/Alicja_Gescinska

[6] http://www.davidvanreybrouck.be/sites/default/files/pdf/Weg%20uit%20de%20impasse%2C%20hier%20is%20een%20plan%20-%20De%20Morgen%20-%2011%20Jun.%202011.pdf

Een bezoeker blogt: Sorana Munsya

Tentoonstellingszicht ‘Een gesprek tussen collecties uit Kinshasa en Oostende’ (episode 2) (c) Kristien Daem
Young Congo est une exposition qui a eu lieu à Kinshasa en 2017 à l’initiative de Kin ArtStudio (KAS). Elle a rassemblé les œuvres produites par de jeunes artistes congolais avec le soutien du KAS. Le KAS se veut être un laboratoire indépendant de la création contemporaine de la jeunesse kinoise. Laboratoire parce que comme l’a dit Pr. Lye M. Yoka (directeur général de l’Institut National des Arts de Kinshasa) l’objectif est d’« expérimenter les nouveaux sentiers de la recherche-action en phase à la fois avec les traditions « performantes » endogènes et les tendances esthétiques contemporaines et universalisées. ». Kinshasa est une ville dépourvue aujourd’hui d’institutions muséales détentrices de collections d’œuvres susceptibles d’être montrées dans des expositions à travers le monde. Les œuvres sont bien là, elles existent, mais restent dans la plupart des cas la propriété de collectionneurs privés rattachés à aucune institution.

L’action de collectionner en tant qu’individu est sans doute une action similaire dans les différents coins du globe. Ce qui différentie cet acte du nord au sud - acte qui sera soumis aux interprétations, aux confrontations et autres dialogues - est l’implication d’institutions dans l’acquisition d’œuvres d’art ou même dans le prêt ou l’acquisition de collections d’œuvres initiées par des individus. Sans vouloir surestimer ou surinvestir la mission d’accumulation d’œuvres par les institutions muséales, il semble évident que la démarche d’acquisition est différente lorsqu’elle est initiée par un individu ou lorsqu’elle est le fait d’une structure ayant des objectifs inhérents à sa nature.

Comme dit plus haut, la ville de Kinshasa n’a pas de musée d’art moderne et/ou contemporain. Les deniers publics étant très peu consacrés à la culture, la création contemporaine naît et se développe via des initiatives privées telles que le KAS. Le KAS, né en 2011 et fondé par l’artiste Vitshois Mwilambwe Bondo, se concentre sur la création de jeunes artistes congolais. Il encourage la création dans le domaine des arts visuels et autres formes d’expression contemporaine, et favorise en même temps des échanges entre artistes et initiatives artistiques à travers le monde.

Partant de ces constats, il serait intéressant de réfléchir à l’institution muséale, non seulement dans sa nature et ses missions, mais aussi en fonction du contexte sociétale et économique dans lequel elle évolue. Le Mu.ZEE, dans sa démarche de dialogue entre sa collection et celle d’un collectionneur privé ayant acquis des œuvres originaires de Kinshasa, se connecte avec l’histoire et l’environnement socio-économique de la ville de Kinshasa mais fait aussi le choix intéressant en tant qu’institution publique d’échanger avec le regard d’un seul homme. Pourquoi ne pas également envisager à l’avenir le regard entre institutions ? Institution muséale avec centre de création contemporaine comme le KAS. De telle manière que la confrontation entre les deux structures ferait naître une réflexion tant au niveau de l’histoire mais aussi des pratiques et processus d’aujourd’hui menant à la production artistique dans un contexte comme celui de Kinshasa. Ce genre de dialogue entrerait dans la ligne des réflexions que s’impose le Mu.ZEE, à savoir revoir l’hégémonie des institutions occidentales sur celles africaines mais aussi considérer le musée, plus qu’un lieu d’histoire et d’accumulation d’œuvres, comme un lieu d’expérimentation et d’échanges de pratiques.

Sorana Munsya

Interviews door Sinzo Aanza: #8 Bebson de la Rue

Tentoonstellingszicht ‘Een gesprek tussen collecties uit Kinshasa en Oostende’ (episode 1): Bebson de la Rue (c) Kristien Daem

Sinzo Aanza is cocurator van de tentoonstelling ‘Een gesprek tussen collecties uit Kinshasa en Oostende’. Hij interviewde acht kunstenaars die leven en werken Kinshasa en wiens werk in langdurige bruikleen in Mu.ZEE aanwezig is. De gesprekken gaan voornamelijk (gedeeltelijk) door in het Lingala omdat dit de kunstenaars toelaat op een vrijere manier te spreken over hun werk. Voor de vertaling werkt Mu.ZEE samen met Universiteit Gent. De acht interviews zullen allemaal beschikbaar worden gemaakt via deze blog.

# 8: Bebson de la Rue

English:

00:00    We are Congolese, Zaireans, 00:02
00:03    born and raised in Zaire. 00:07
00:07    Then the country changed its name, 00:09
00:09     and became Congo. 00:10
00:11     Previously the country was called Congo, 00:13
00:13     and we are now continuing as ‘Congo’. 00:14/
00:15     I myself 00:16
00:16     am called ‘Personne de la rue’, 00:19
00:20     who loves women. 00:21
00:21    Very beautiful women, 00:22
00:22     who are clean, who are tidy, 00:23
00:23     who know how to cook, 00:25
00:25     sweet, friendly. 00:27
00:28     In short, the real Congolese girls. 00:29/
00:30     High priest, 00:31
00:31     real priest, 00:32
00:33     despite the worldly pleasures 00:34
00:34     of which I’m attached… 00:35
00:36     … to 30%. 00:37/
00:38     Here we are working 00:40
00:40     in a studio. 00:41
00:42     We make everything here. 00:44
00:45     But to belong, it’s essential that 00:46
00:46     everyone plays his role in this world. 00:48
00:49     The role of this place is 00:50
00:50     to be a musical workshop. 00:51
00:52     Here we make musical instruments 00:54
00:54     and sounds. 00:56
00:57     We shape children, 00:58
00:58     babies, adults. 00:59
01:00     Lullabies, but also violent sounds, 01:02
01:03     dreamy sounds, 01:05
01:05     and sad sounds. 01:06
01:06    We make sounds for films, 01:08
01:08     master tapes.  01:10
01:10     And many other things. 01:13
01:13     This is a musical workshop. 01:14
01:14     The material that you see here, 01:16
01:17     is not aimed at maternity clinics. 01:19
01:19     Hospitals have their own materials. 01:20
01:20     These are not for that purpose. 01:21
01:21     These are more aimed at carpenters , 01:23
01:21     bricklayers, electricians, 01:25
01:25     farmers, those sorts of people. 01:27/
01:28     Before, actually, we 01:29
01:29     sung songs about this. 01:30/
01:31     We sang: 01:32
01:32:   Where we had to sow, we sowed. 01:35
01:35     To survive. 01:37
01:37     Like the plants that you see here: 01:39
01:39     all these vegetables, these tomatoes and so on. 01:42
01:43     This flag for example is a leaf. 01:44
01:44     Like the plants. 01:46
01:46     The difference being that this is plastic. 01:47
01:47     It’s actually the same, 01:48
01:48     because plastic, clothes, 01:50
01:50     rubber and those sorts of things 01:51
01:51     come from plants. 01:52
01: 52    Like the plants that we’re growing here. 01:57
01:58     So we plant where we have to 02:00
02:00     to be able to survive. 02:01
02:01     And also, everywhere that it’s dirty, 02:02
02:03     we’re going to clean, 02:04
02:04     for our honour and our salvation. 02:07
02:09     That is what we advocate. 02:10
02:11     This country is Congo, 02:12
02:12     our native country, 02:14
02:14     where so many intelligent people live. 02:15
02:16     Our ancestors were intelligent 02:19
02:19     and achieved amazing things. 02:20
02:20     Now it’s our turn. 02:22
02:22     We continue what we have learned from them, 02:29
02:30     namely that everyone has a role to play. 02:31
02:33     Our role is to make music. 02:34
02:34     This is what we like doing. 02:35
02:35     Singing, dancing, 02:37
02:37     we do everything. 02:38
02:38     And we also make 02:40
02:40     musical instruments. 02:41
02:42     Because there have been occasions 02:45
02:45     when we needed instruments, 02:46
02:46     but we didn’t have any. 02:47
02:47     How can we play music then? 02:49
02:49     We had to make the instruments ourselves. 02:50/
02:50     The quality was the result of our artistic ingenuity, 02:54
02:54     our own assessments, 02:55
02:55     always in search of what is good for us. 02:58
02:58     Our conclusion was that 03:01
03:01     we had to make our instruments ourselves 03:03
03:03     before being able to play. 03:04/
03:05     This for example is a drum from an aquarium. 03:09
03:09    And it goes like this… 03:10
03:11     I can for example play something like this … 03:12
03:23    So that is the drum. 03:24
03:25     Then we also have guitars. 03:26
03:27     This here, for example, is a guitar, 03:29
03:29     with a hard sound. 03:31
03:33     I play it with my heart. 03:34
03:48     Here we have a freshly made tambour…. 03 :58
03 :58    We collect 03 :59
04 :00    planks, iron wire, 04 :01
04 :01    plastic objects. 04 :02
04 :03    We make sure that there is a musical scale in it, 04 :04
04 :05    by using the same kind of musical strings 04 :06
04 :06    that you would find 04 :07
04 :07    in modern, Western instruments: 04 :08
04 :08    guitars and synthesisers. 04 :09
04 :09    The same strings 04 :11
04 :11    to be able to play accurate music. 04 :13/
04 :15    We make all kinds of things 04 :16
04 :16    that, for example, we send to Lusanga 04 :17
04 :17    or elsewhere 04 :19
04 :20    where we have partners. 04 :23
04 :23    Because relationships with others are important. 04 :28
04 :28    The instruments that we make 04 :30
04 :30    are our contribution 04 :31
04 :31    to the development of the world. 04 :32
04 :32    For our own assurance in the world. 04 :33
04 :33    That our products help our brothers 04 :35
04 :35    but also other people … 04 :38
04 :38    who could need them. 04 :42
04 :42    This creates exchanges between us. 04 :45
04 :46    We ourselves draw upon the help of others. 04 :47
04 :47    A lot of materials that we use here, 04 :48
04 :48    come from elsewhere. 04 :49
04 :50    And our products also go to others. 04 :52
04 :52    It’s about exchanges. 04 :53
04 :53    That is it, exchanging with people 04 :54
04 :54    with whom we enter into relationships. 04 :55
04 :56    It has always been our wish 04 :57
04 :57    that our products help other people. 05 :00/
05 :00    But beyond them, first and foremost 05 :02
05 :02    for ourselves, to survive. 05 :05
05 :05    We do our work for … 05 :07
05 :07    Here I have 05 :08
05 :08    chickens, tortoises and so on. 05 :09
05 :09    I breed animals. 05 :10
05 :10    I live together with the animals  05 :11
05 :12    in their natural environment. 05 :13
05 :13    When I play music, 05 :14
05 :14    my tortoise comes closer. 05 :15
05 :15    That gives me pleasure. 05 :16
05 :16    It is as though it interests the tortoise. 05 :18
05 :18    But ultimately I work for people, 05 :23
05 :24    from wherever, who are interested in my work 05 :27
05 :27    and can get something from it.  05 :28
05 :29    If they would like to thank me 05 :31
05 :32    with a simple money transfer 05 :33
05 :33    via Western Union or another way, 05 :35
05 :35    or just by saying ‘thank you’, 05 :36
05 :36    or ‘may God help you’, 05 :37
05 :37  all that I would gratefully receive. 05 :39

Interviews door Sinzo Aanza #7: Francis Mampuya

Tentoonstellingszicht ‘Een gesprek tussen collecties uit Kinshasa en Oostende’ (episode 2): Sven Augustijnen & Francis Mampuya (c) Kristien Daem

Sinzo Aanza is cocurator van de tentoonstelling ‘Een gesprek tussen collecties uit Kinshasa en Oostende’. Hij interviewde acht kunstenaars die leven en werken Kinshasa en wiens werk in langdurige bruikleen in Mu.ZEE aanwezig is. De gesprekken gaan voornamelijk (gedeeltelijk) door in het Lingala omdat dit de kunstenaars toelaat op een vrijere manier te spreken over hun werk. Voor de vertaling werkt Mu.ZEE samen met Universiteit Gent. De acht interviews zullen allemaal beschikbaar worden gemaakt via deze blog.

# 7: Francis Mampuya

English:

0:00-0:03        I’m Francis Mampuya.
0:09-0:10        My second name is Nkita
0:10-0:12        But my professional name is Francis Mampuya.
0:17-0:21        I primarily want to talk about art,
0:22-0:25        but more specifically here in Kinshasa, in Congo.
0:26-0:29        Art is a difficult profession.
0:30-0:35        Life, and the situation in the country,
0:36-0:38        don’t make it easy
0:38-0:40        to keep making art
0:40-0:43        in this land.
0:45-0:49        It requires a great deal of sacrifice.
0:50-0:52        Because, even here,
0:54-0:56        for the work we deliver,
0:56-0:59        it’s difficult to find buyers
1:00-1:03        and there are no art galleries.
1:05-1:09        Often, the only people who can help us
1:09-1:11        are foreign partners.
1:13-1:14        It’s as if this profession
1:14-1:16        is only of interest to foreigners.
1:18-1:20        Here, the knowledge of art is
1:20-1:21        very limited.
1:23-1:30        Very few people are looking for artworks
1:30-1:31        to hang in their homes.
1:31-1:34        Art is not a preoccupation here
1:34-1:36        amongst the Congolese.
1:37-1:39        This is why
1:40-1:42        I sometimes call what we do
1:42-1:45        a suicidal profession.
1:46-1:52        We’re devoted to art
1:52-1:55        otherwise it would be impossible to continue in Congo.
1:56-1:59        This life and this situation are difficult.
1:59-2:01        On the material and economic front,
2:02-2:04        there are many problems.
2:04-2:07        If we, as artists, are devoted to art
2:08-2:10        then it’s because we were born into it.
2:10-2:14        So it’s in our blood.
2:15-2:16        Something in our blood.
2:17-2:20        I come from a family of artists.
2:21-2:36        By this I mean
2:37-2:40        that some of my ancestors
2:41-2:42        were sculptors
2:42-2:46        or architects.
2:48-2:49        Like my grandfather, for example.
2:50-2:52        He was a member of the Executive Board
2:52-2:55        of the superintendents of Notre-Dame de Kinshasa
2:56-3:02        and Saint-Paul in the municipality of Kinshasa.
3:04-3:08        I inherited these traits from my uncles.
3:09-3:10        They were all artists.
3:11-3:15        My entire family was predestined for art.
3:19-3:21        As far as the work is concerned, what we mainly lack
3:21-3:24        are galleries.
3:24-3:27        And people who can buy art.
3:29-3:32        These days you might make art
3:32-3:34        but you can’t find anyone who can buy it.
3:35-3:37        Finding a buyer is a matter of luck.
3:38-3:41        Those who have an eye for it
3:41-3:42        come from abroad.
3:43-3:45        Friends who have the opportunity to come here,
3:45-3:48        or diplomats, or someone on a mission.
3:48-3:51        They have the means to help us.
3:52-3:58        The works we offer for sale
3:58-4:04        raise just enough money to survive.
4:05-4:09        It’s not like artists from elsewhere
4:10-4:17        who are given grants.
4:18-4:19        It’s a bit different.
4:22-4:24        That’s why you see that for art
4:25-4:27        there are limits here today.
4:28-4:33        But we try to
4:34-4:35        make progress on many fronts.
4:36-4:37        That’s why there are still creations.
4:37-4:38        We’re not giving up.
4:38-4:40        Sometimes we also create things
4:40-4:44        that allow the whole world to
4:44-4:46        see that Congolese artists are also
4:47-4:49        creating valuable works.
4:50-4:52        Anywhere in the world you can
4:52-4:53        see popular artists.
4:53-4:56        Or colleagues who
4:56-4:57        realise something.
5:00-5:02        It’s therefore a great honour.
5:03-5:05        But the artists themselves,
5:05-5:07        they cannot make a living.
5:07-5:10        There’s nothing in it for them.
5:10-5:13        As far as the galleries are concerned, it’s often the case
5:14-5:24        that the gallery owner is more important.
5:23-5:28        You see that everywhere.
5:29-5:30        We find that if you
5:30-5:33        sell a work of art,
5:33-5:36        you might receive 200 or 100 dollars.
5:36-5:37        But once the piece ends up in Europe,
5:37-5:40        then the gallery owners can
5:40-5:47        set their own price.
5:48-5:52        As a result, we earn almost nothing ourselves.
5:55-5:59        I could say that you can’t put a price on art.
6:00-6:04        But the artist must also benefit
6:04-6:06        from his work, from his rights.
6:07-6:10        Copyright, publication rights and so on.
6:11-6:16        We do not have any real sources of income.
6:17-6:20        We have no one who takes care of copyright,
6:22-6:30        nor a place where the artist’s fees
6:30-6:31        from his rights and works
6:31-6:33        can be collected.
6:34-6:37        This is down to our own lack of organisation.
6:38-6:39        It’s a bit of that.
6:41-6:43        When I see art
6:43-6:46        in books
6:46-6:47        it gives me pleasure.
6:47-6:50        When I see art in catalogues
6:50-6:53        then it’s encouraging.
6:55-6:57        In the sense that the European galleries
6:57-6:58        exhibit your works.
6:58-6:59        That’s very good.
7:02-7:04        There’s always a complementarity
7:05-7:07        for us, for African artists.
7:11-7:13        We’re not opposed to the
7:13-7:15        complementarity with gallery owners.
7:16-7:18        But we must also benefit
7:18-7:20        from our own creations.
7:22-7:23        That’s pretty much the problem.

Reactie op blogpost van André Baert door Ilse Roosens

Ilse Roosens, curator in Mu.ZEE, en André Baert, gids bij Mu.ZEE en auteur van de nieuwsbrief CultuurContaCt, besloten in dialoog te gaan naar aanleiding van het panelgesprek ‘Naar een inclusieve kunstscène’ op 17 juni 2018 in Mu.ZEE met Mathieu Charles, Sophie Feyder, Anne Marie Ange Sibi en Simone Zeefuik. Hieronder lees je de brief van Ilse Roosens als reactie op de blogpost door André Baert (verschenen op 15 juli 2018, lees het hier).

Beste André

Eerst en vooral wil ik je bedanken voor deze dialoog. Het is ontzettend belangrijk om naar elkaar te luisteren en ik vind het dan ook fijn dat we allebei de tijd nemen om elkaars ideeën te lezen en erover te reflecteren. We woonden allebei het panelgesprek met Mathieu Charles, Sophie Feyder, Anne Marie Ange Sibi en Simone Zeefuik bij op 17 juni 2018 in Mu.ZEE. Er werden persoonlijke ervaringen met ongelijkheid gedeeld en er werd ook nagedacht over de toekomst. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze instellingen inclusief zijn en niet enkel een weerslag zijn van de witte patriarchale maatschappij? Hoe kan hier op verschillende niveaus in de instellingen aan gewerkt worden?

Ik had de indruk dat er heel wat ideeën zijn over hoe we ons denken kunnen aanpassen en ook effectief wijzigingen kunnen doorvoeren – ook al ontbrak de tijd om er uitgebreid op in te gaan – en dat elke wijziging in de goede richting als vooruitgang wordt ervaren. Het is belangrijk om ons te realiseren dat dit een denkproces is dat nooit zal voltooid zijn: we moeten onszelf tot in het oneindige blijven bevragen. Ik vind het daarnaast ook belangrijk dat er persoonlijke stemmen aan bod kwamen. Het hoeft geen taboe te zijn dat, bijvoorbeeld, de verwachtingen en benaderingen ten opzichte van mensen van kleur verschillend zijn van die tegenover witte mensen. Kortom, ongelijkheid is ingebakken in de samenleving en het is aan ons allen om te reflecteren over de patronen die zich voordoen en werk te maken van openheid en inclusiviteit.

Wanneer je schrijft dat de panelleden “zichzelf te veel als historisch en te weinig als renoverend zien”, kan ik me daar niet echt in vinden. Simone Zeefuik heeft bijvoorbeeld via ‘Decolonize the Museum’ heel wat museale instellingen laten stilstaan bij hun werking, waardoor er enorm ingrijpende wijzigingen werden doorgevoerd op vlak van presentatie en publiekswerking. Vanzelfsprekend moet er dan worden gekeken naar de geschiedenis, maar de hervormingen vinden plaats in het hier en nu en hebben een belangrijk effect op heel wat (potentiële) museumbezoekers en artiesten vandaag. Je schrijft ook dat de sprekers meer moeten nadenken, eerder dan kwaad te zijn. Ik denk echter dat het kwaad zijn net het gevolg is van het nadenken. Je verwijst hen door naar een psycholoog-analist, maar dat lijkt me volledig naast de kwestie en eerlijk gezegd niet heel eerbiedig. Ik denk dat we allemaal wel eens kwaad mogen worden wanneer we geconfronteerd worden met ongelijkheid – slachtoffer of niet. Inderdaad, er zijn projecten die onrecht willen aankaarten en ongetwijfeld dus goed zijn bedoeld, maar toch niet door iedereen van het panel worden bejubeld. Als sommige projecten individuen monddood maken, reduceren tot slachtoffers, arme hutbewoners of mensen met ‘vreemde’ of ‘afwijkende’ overtuigingen, moeten we dit dan accepteren omdat de maker wel goede intenties had? Moeten we niet voornamelijk oog hebben voor de uiteindelijke boodschap die we meegeven en zoveel als mogelijk mensen betrekken in het maakproces? Moeten we niet gewoon de norm in vraag stellen?

Je oproep naar academici, museumdirecteurs en curatoren om deel uit te maken van het gesprek verbaast me. Het is toch net deze groep die het woord heeft? Is het niet belangrijker om net een platform te geven aan mensen die nog maar al te zelden gevraagd worden om hun visie te geven? Persoonlijk ben ik benieuwd naar verhalen die geen herkauwing vormen van het witte patriarchale maatschappijbeeld dat ons van overal als een evidentie wordt opgedrongen. (Daarmee bedoel ik trouwens niet dat enkel/alle witte mannen dit beeld verkondigen. Het is een sterk doorgewinterde visie waarin het wel voornamelijk witte mannen zijn die zeggenschap hebben en geloofwaardigheid toe-eigenen. Daar kan een opvoeding in een omgeving vol vrouwen dus niet altijd een invloed op hebben (cf. alinea 4 uit je tekst).) Wat me overigens ook opviel is het taalgebruik. Door telkens ‘een Afrikaan’ en ‘de zwarte’ te schrijven, klinkt het alsof het niet over mensen gaat. En die menselijkheid en verbinding is net heel essentieel.

Om af te sluiten voegde je nog enkele citaten toe. Doordat de context is weggevallen is het moeilijk om te weten wat ze oorspronkelijk betekenden, maar hier in afzondering vroeg ik me af waarom je ze uitkoos.

- “Elke ontwikkelingsinterventie in een arme gemeenschap zorgt voor conflicten.” Dit citaat is in al haar isolatie wel erg problematisch. Het woord ‘ontwikkelingsinterventie’ is ten eerste al zeer dubbel (wat betekent ‘ontwikkeling’, wie ontwikkelt wie en waarom, wat voor soort interventie kunnen we ons hierbij voorstellen …?), en ten tweede zijn conflicten relatief (het is een vaag begrip) en veelvoorkomend (zijn ‘ontwikkelingsinterventies’ al niet bedoeld om bepaalde conflicten op te lossen?). Tegelijkertijd heeft dit niets te maken met de rest van je tekst, dus vroeg ik me af wat het in deze context betekent.
- “De ommekeer zal van de Congolezen zelf moeten komen … politieke leiders, opiniemakers en kunstenaars moeten het volk informeren, inspireren en mobiliseren voor een ‘Congolese droom’.” Ook hiervan ben ik benieuwd naar de reden waarom je het hebt toegevoegd aan je tekst. Is nationalistisch denken inspirerend? Is het ‘het Congolese volk’ dat de politieke situatie in Congo beheerst? Hoe zie jij een verband tussen dit citaat en het dekoloniseren van de geesten?

Uitkijkend naar jouw reactie,

Hartelijke groet

Ilse

Een bezoeker blogt: André Baert

André Baert, gids in Mu.ZEE en auteur van de nieuwsbrief CultuurContaCt blogt over het panelgesprek ‘Naar een inclusieve kunstscène’ op 17 juni 2018 in Mu.ZEE met Mathieu Charles, Sophie Feyder, Anne Marie Ange Sibi en Simone Zeefuik:

ZICHZELF EN DE ANDER BEVRAGEN

Reflecteren is een mooier woord. Het is dan interessant informatiebronnen aangereikt te krijgen. Van vrienden bijvoorbeeld, zoals de regelmatige facebook-nota’s van William SWEETLOVE[1] die overal correcte bronnen zoekt als kader rond en voor zijn geëngageerd werk.

Specifiek op de Franse toestand, een beetje in de Charlie Hebdo[2] & Le Canare Enchaîné[3]-stijl: https://www.facebook.com/lavraiedemocratie/

Reflecteren heeft veel bronnen nodig, maar ook een plotse zin kan wonderen doen. Ik zit al maanden met een uitspraak van Mu.ZEE-directeur Philip VAN DEN BOSSCHE in mijn maag (positief!): “De dekolonisatie van de geest.” En wat daar zo allemaal aan vasthangt. Dat wil ook zeggen dat iedere gedachte opnieuw ontleed moet worden naar haar oorsprong. Om het actueel te houden: Europa (België en Oostende) en Sub Sahara Afrika[4], man en vrouw in het genderverhaal, de mix van zintuigen en hersenen, … Voer voor zetelgesprekken met een van de kinderen of luisteren in Mu.ZEE naar panels die van wanten weten.  We houden het even bij Noord-Zuid, zoals dat in oude gemeentehuizen nog genoemd wordt.

Mu.ZEE Panelgesprekken n.a.v. Dialoog-presentatie Oostende-Kinshasa.

Dit is geen verslag van een gesprek, maar de elementen die bij na-gebleven zijn nà zowel kijken als luisteren in Mu.ZEE. Hoe persoonlijk wordt een museumbezoek!?

Ik zit (voel me) een beetje gewrongen. Enerzijds is er de terechte strijd voor gelijke rechten. Zal slagen. Anderzijds is er de strijd met terugwerkende kracht. Dat wil zeggen: strijden op een fond van wat verkeerd was en dus een rem is op het toekomstbeeld. De rem van inhaaloefeningen, revanche, zichzelf teveel als historisch en te weinig als renoverend zien. Bon: een persoonlijke struikelblok waar ik – zeer ruimdenkend door vrouwen opgevoed want uit zeeliedenfamilie – mee ‘worstel.’ Wanneer de dames in een panel uitvliegen over de tentoonstelling in het SMAK (Verlust der Mitte)[5] waar vluchtelingen tussen cobrakunstwerken worden geplaats en een Congolees dorp wordt ‘na-gebouwd,’ dan voel ik mijn ‘jonge, sterke maar rondzichslaande zin in confrontatie’: de essentie van die tentoonstelling was aanzetten tot nadenken. Het resultaat in dit panel is: boos zijn. Er moet dus meer ‘nagedacht’ worden! En vooral: Zichzelf Bevragen.

Vragen stellen gaat altijd veel verder dan deugddoend uit je buik foerten. Je kan dat bloklettereren. De feiten zijn er. De vraag is hoe die feiten nu gehanteerd worden. Twee mogelijkheden: actief en dus met af en toe een bluts of een fout. Of doordacht, vaak weinig dynamisch en met een gevoel van voor-je-uit-duwen. (een beetje als deze tekst en het ganse idee van de nieuwsbrief.) Hoe zou ik reageren op een aantal feiten in mijn eigen omgeving? Voor mij is dat eenvoudig: naar de psycholoog-analist gaan. Dan weet ik de invalshoek, de fundering en de gevolgen. Maar het duurt wel wat. Vraag is dan nog: ga je daarna berusten of ageren? Daarbij stel ik me nog altijd de vraag of een historisch beeld met een verkeerde oorsprong of verdoken boodschap moet blijven staan. Ja, op voorwaarde dat die dubbele bodem aangetoond wordt. En dan nog zijn die afgehakte handen niet het ergste; er is de schade aan het vrije denken van de nazaten van die slachtoffers. Iets is altijd de aanleiding tot veel meer.

Niet alleen een geïnteresseerd en betrokken panel moet spreken. Ook de academici en in het verlengde daarvan de museumdirecteurs en  curatoren. Daarover ook een artikel van Ignaas DEVISCH  in De Standaard. Een fragment waarin dat éne belangrijke woordje ook staat: “Universiteiten zijn opgericht als vrijplaatsen om zonder dogma’s na te denken, te exploreren en vooruit te kijken. Ingaan tegen de heersende macht hoort daarbij. Die cruciale stap in onze geschiedenis heeft zeker op het Europese continent geleid tot meer openheid en bespreekbaarheid van bestaande denkbeelden. Wetenschappers leren namelijk in de eerste plaats zichzelf te bevragen: ben ik juist? Klopt mijn theorie? Is er geen ander perspectief mogelijk? Heb ik de feiten juist geïnterpreteerd? Die vragen zijn in een publiek debat net zo van belang.” (Devisch, 2018)

BEVRAGEN

Zo’n publiek debat wordt dus vaak georganiseerd in Mu.ZEE Oostende.  Zeker naar aanleiding van de presentatie “Een gesprek tussen de collecties van KINSHASA en OOSTENDE”[6]  die nog loopt tot eind september. De werken worden af en toe vervangen en er loopt tegelijkertijd in de museale opstelling een filmprogramma. We hebben niet alle gesprekken kunnen volgen.

Toch enkele accenten:
- Is iets beter of is iets meer relevant?
- Foto’s met een koloniale inhoud presenteren met een tekstuele historische kadering, mag (moet niet) kritisch zijn.
- Met de geschiedenis van de fotografie (circa 1870) is er zelden werk door een zwarte fotograaf over zwarte onderwerpen. Vaak is het zoiets als zichzelf als rijke fotograferen.
- In het uitwerken van een bepaalde geschiedenis zie je nog de invloed van de witte leraar.
- Stel dat een Afrikaan iets terugkrijgt, stel dan de vraag: waarom krijgt hij het terug? Schuldgevoel?
- Het lichaam is je eigen geschiedenis.
- Hoe ver gaat ‘the white guilt’?
- Kleur wil zeggen: je kan alles dat niet wit is begrijpen. Voor wie maak je een expo over Congo? Voor de witte of de zwarte? Moet de zwarte daarom persé een directeur van de instelling zijn? Delegeren kan ook?
- (Ik) Hoe zwart moet zwart dan zijn? Wat met zwart die nooit in zwart-Afrika geweest is?)
- (Phillip)Wanneer toon je iets, wanneer stop je het weg? Toon je geschiedenis.
- (Ik) Waar ligt de grens tussen begrijpen en vergeten als in vergeten nà begrijpen?
- Proberen tot je ergens kan aan-haken.
- Groeien in een dialoog.

Geprivilegieerd Denken

Ilse ROOSENS staat als wetenschappelijke medewerker van Mu.ZEE heel dicht bij dit project. Haar reactie op bovenstaande oplijsting: “Dat het over ‘schuld’ zou gaan, lijkt mij een projectie van buitenaf, het gevolg van een verleden dat we nooit hebben leren verwerken. Ik denk dat we enkel kunnen luisteren naar de ervaringen van iedereen die met ongelijkheid is geconfronteerd geweest (dat kan ook als geprivilegieerd persoon) en daar iets mee proberen te doen. Het woord ‘wit’ wordt dan ook niet gebruikt om iedereen die wit is te viseren. Het is een uitdrukking om een soort van denken aan te kaarten, je zou het ook geprivilegieerd denken kunnen noemen. Met schuld lossen we niets op, het gaat over hoe we vandaag omgaan met ongelijkheid en hoe we bepaalde groepen mensen framen, terwijl we anderen als neutraal zien. Over beseffen dat heel wat mensen omwille van hun identiteit niet tot de zichtbare groep behoren, minder kans maken op inhoudelijke of leidinggevende jobs of op een platform voor de eigen praktijk. En dan stellen wij ons de vraag hoe wij (als museum) wel open kunnen staan voor visies die niet deel uitmaken van dat geprivilegieerd denken zodat we uit onze kleine bubbel kunnen treden en kunnen bijleren. Ik denk aan alternatieven op het eurocentristische (westen als overwinnaar) en kapitalistische (investeren en winst maken ten koste van de omgeving) vooruitgangsdenken (het geloof dat de mens en de samenleving vooruitgaat en beter wordt)

In de goede traditie van de Nieuwsbrief, geven we tenslotte nog wat zinnentjes mee waarover je kan nadenken. Ze komen allemaal uit MO* waarin een catern over dekolonisatie. Debken jullie even mee?

- Elke ontwikkelingsinterventie in een arme gemeenschap zorgt voor conflicten.[7](MO*, 2017)
- De ommekeer zal van de co,ngolezen zelf moeten komen… politieke leiders, opiniemakrs en kunstenaars moeten het volk informeren, inspireren en mobiliseren voor een ‘Congolsese droom.’(MO*, 2017)
- “Alles wat je voor mij deed, maar zonder mij, deed je tegen mij.” Ghandi.(MO*, 2017)

André Baert


Geciteerde werken:

Devisch, I. (2018, juni 19). Publiek debat is van iedereen. De Standaard, opinie & analyse, p. 38.

MO*. (2017, herfst). Over Dekolonisatie. MO Mondiaal Magazine, 125.

[1] https://www.facebook.com/sweetlove.william

[2] https://web.archive.org/web/20150107144306/http://www.charliehebdo.fr/index.html

[3] https://www.lecanardenchaine.fr

[4] https://nl.wikipedia.org/wiki/Sub-Sahara

[5] http://smak.be/nl/tentoonstelling/10961

[6] https://www.muzee.be/nl/muzee/t208955/een-gesprek-tussen-collecties-uit-kinshasa-en-oostende

[7] Intro Gie GORIS, citaat Helen ZILLE, premier West-Kaap

Een bezoeker blogt: David De Pooter

Turbo Lusavuvu Makaya, L’évangile du Congo, 2013 (c) Steven Decroos

“Lusavuvu Makaya en zijn collega-schilders zijn autodidacten die het schildersvak op straat leerden en de mosterd haalden bij twee andere beeldvormen die geweldig populair zijn in Kinshasa: stripverhalen en reclameschilderingen. ‘L’évangile du Congo’ kun je makkelijk opvatten als een collage van stripbeelden, waarin een zwarte christusfiguur omringd wordt door al het onheil dat Congo door haar blanke bezetters werd aangedaan. De kerstening als het ultieme symbool voor de rampspoed van de kolonisatie. En net zoals het stripverhaal combineren de meeste populaire schilderijen tekst en beeld. ‘Spectacle au village’ van Chéri Samba laat zien dat verschillende taalstijlen gewoon door elkaar gebruikt kunnen worden, een mooie manier om aan te geven dat het dorpsfeest iedereen bij elkaar brengt: jong en oud, arm en rijk.”

“De aantrekkingskracht van de Congolese volksschilderkunst op een westers publiek zit ‘m zeker in de speelse, humoristische manier waarop de schilders verslag uitbrengen van wat de gewone man in de straten van Kinshasa bezighoudt. Elk doek vertelt een heel verhaal met duidelijk afgelijnde, wat karikaturale figuren. De vrolijke naïviteit die ze uitstralen staat vaak in schril contrast met de ernst van het gebrachte thema. Maar het boeiendst aan deze schilderstijl is wel dat het beeld primeert op het object, het immateriële op het materiële. Een werk is immers pas geslaagd als het een discussie op gang brengt. Voor deze Congolese kunstenaars kan een schilderij nooit een statussymbool zijn, een werk dat niet aanzet tot reflectie of debat is gewoon een object als een ander.”

Lees de volledige post van David De Pooter hier.

Theatrale rondleidingen door Action Zoo Humain op 2 augustus 2018

Philip Aguirre y Otegui, Speaker’s Corner, 2001 (Collectie Mu.ZEE – langdurige bruikleen Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap)

Action Zoo Humain spoelt deze zomer aan in Oostende! Tijdens Theater Aan Zee spelen Chokri Ben Chikha en zijn gezelschap hun nieuwste voorstelling ‘Amnestie’ en organiseren ze theatrale rondleidingen doorheen de tentoonstelling ‘Een gesprek tussen collecties uit Kinshasa en Oostende’ in Mu.ZEE.

Action Zoo Humain neemt je mee op sleeptouw langs de kunstwerken. Wie is de anonieme privéverzamelaar? Waarom verzamelde hij kunstwerken van de ‘Kinois’? En wat vinden Congolezen daar zelf van? Deze  performatieve rondleiding poogt de geografische en culturele afstand tussen de kunstenaars en bezoekers in Oostende en Kinshasa te overbruggen.

Met: Chokri Ben Chikha, Geneviève Galo, Gert Jochems en Erik-Ward Geerlings

 

“De ontvoeringsindustrie draait zolang eraan wordt verdiend en zolang er opdrachtgevers zijn. De internationale kunstmaffia is daar een van. Kunsthandel is een duister domein in het economische veld. Er is niet zoiets als een vrije markt. Kunst wisselt meestal veel vaker van eigenaar door manipulatie en roof dan door verkoop.”

“Congolese kunst is verreweg superieur, omdat daar een emotionaliteit in zit.
Een spiritualiteit en expressiviteit, een schreeuw van de natuur.
Ergens leven die Afrikanen toch nog dichterbij de natuur, zo dichtbij als u en ik niet kunnen komen. Toch, Geneviève?”

 

Interviews door Sinzo Aanza: #6 Sim Simaro

Tentoonstellingszicht ‘Een gesprek tussen collecties uit Kinshasa en Oostende’ (episode 1): Sim Simaro & Jef Geys (c) Kristien Daem

Sinzo Aanza is cocurator van de tentoonstelling ‘Een gesprek tussen collecties uit Kinshasa en Oostende’. Hij interviewde acht kunstenaars die leven en werken Kinshasa en wiens werk in langdurige bruikleen in Mu.ZEE aanwezig is. De gesprekken gaan voornamelijk (gedeeltelijk) door in het Lingala omdat dit de kunstenaars toelaat op een vrijere manier te spreken over hun werk. Voor de vertaling werkt Mu.ZEE samen met Universiteit Gent. De acht interviews zullen allemaal beschikbaar worden gemaakt via deze blog.

# 6: Sim Simaro

English:

0:00-0:03        I’ll introduce myself:
0:03-0:08        Nsingi Ndosimao Simon
0:08-0:11        Alias: ‘Sim Simaro’,
0:11-0:13        ‘The Prophet of Popular Painting’.
0:13-0:16        That’s my slogan.
0:17-0:20        I practice popular painting.
0:20-0:22        I’m one of the great
0:23:0-26        popular painters from Congo.
0:27-0:29        Because popular painting began…
0:30-0:33        It began a long time ago,
0:34-0:36        in the time of our grandparents.
0:37-0:38        But it was not well known.
0:39-0:41        If it is well known today,
0:42-0:44        then it is thanks to us.
0:45-0:47        Today, people know that
0:47-0:49        popular painting exists.
0:50-0:52        And that is thanks to me.
0:52-0:54        I can list the colleagues with whom
0:54-0:55        I started popular painting
0:55-0:57        here in Kinshasa.
0:58-0:59        I am one of them.
0:59-1:00        There is also Chéri Samba,
1:00-1:02        Chéri Benga,
1:03-1:06        Bodo, Ange Kumbi…
1:08-1:12        And also Chéri Chérin.
1:12-1:13        Even though he is younger than us.
1:14-1:17        And a few more who came after us.
1:18-1:19        People like Matshuela.
1:20-1:21        There are literally too many of us
1:21-1:22        to list.
1:23-1:24        Sinzi is another one.
1:25-1:28        We are the ones who started popular painting,
1:29-1:30        as it is known today
1:31-1:33        in Kinshasa, and the whole world.
1:34-1:38        We are the professionals in this kind of painting.
1:40-1:42        As far as my work is concerned…
1:42-1:44        When I left school
1:44-1:46        I could not find work.
1:47-1:49        I didn’t know what to do.
1:49-1:51        But I said to myself that I
1:51-1:53        was actually good at drawing.
1:53-1:55        From when I was little, at school,
1:55-1:57        I was good at drawing.
1:58-2:00        I thought, ‘I have no work
2:01-2:04        but I am good at drawing’.
2:05-2:07        We were eating somewhere
2:07-2:08        on Avenue Bokasa
2:09-2:13        and I saw the writing, ‘Artista Pintor’.
2:13-2:17        Artista Pintor is a man who
2:17-2:20        makes murals.
2:21-2:23        He decorates signs.
2:24-2:27        I told him that I was also good at drawing
2:28-2:30        and asked him if
2:30-2:34        I could be his apprentice
2:34-2:38        in order to build a future for myself.
2:39-2:43        He said that I could certainly come
2:43-2:45        and learn something from him.
2:45-2:48        So I helped him, for example,
2:48-2:50        at the textile manufacturer Utex Africa.
2:50-2:53        Sometimes we worked nights
2:53-2:54        and I came to the studio during the day.
2:54-2:56        I followed him everywhere he went to decorate walls
2:56-2:58        or went to make stamps.
2:58-3:01        Or illuminated signs.
3:03-3:07        So I already made sketches for him,
3:07-3:11        of animals, of dilemmas, of the mermaid …
3:12-3:14        I did that for a year.
3:15-3:17        Then his business went bust.
3:18-3:20        I didn’t want to stay idle.
3:21-3:22        So I built a shed.
3:22-3:25        And on the wall I painted a drawing
3:26-3:28        of myself as a needy person,
3:29-3:33        begging for charity.
3:34-3:35        Many people came to ask,
3:35-3:38        ‘Where does that poor wretch come from…?’
3:38-3:41        So many people came
3:42-3:43        that it became bothersome.
3:44-3:46        Many young people from Kingasani
3:47-3:48        also begged me:
3:48-3:50        ‘Give me the mermaid’s powers!’
3:50-3:52        I said, ‘But I don’t have them!’
3:52-3:54        ‘They’re just drawings.’
3:54-3:56        For me the mermaid is just beautiful to draw.
3:57-3:59        It’s a beautiful girl, that’s all.
3:59-4:01        That’s the only reason why I draw her so often.
4:02-4:03        But I don’t have her magic powers.
4:04-4:06        The women from the street
4:07-4:09        come and help me with their beauty
4:09-4:10        to draw the mermaid.
4:10-4:12        In a positive sense.
4:12-4:14         As regards my work…
4:15-4:17        I mainly work with oil on canvas.
4:17-4:19        And acrylics.
4:19-4:21        That is my technique.
4:21-4:24        Sometimes one part in oil paint and another in acrylic
4:24-4:26        but always on canvas.
4:29-4:33        I really love everyday themes.
4:33-4:35        So a variety of themes.
4:36-4:38        Markets, for example.
4:39-4:40        There are always lots of people there.
4:41-4:44        Like one of my drawings that’s now being exhibited.
4:44-4:46        ‘The atmosphere at Kinshasa’s central market’
4:47-4:49        I often draw the bustling scene
4:49-4:51        on the central market in Kinshasa.
4:52-4:54        The beautiful things that
4:55-4:56        people buy and sell.
4:57-4:59        And then a thief that is stealing there!
5:00-5:03        Before he steals, he prays to God.
5:04-5:06        ‘God, help me.’
5:06-5:07        ‘I’m about to steal.’
5:07-5:12        ‘Help me and I will donate part of it to the priest.’
5:13-5:17        So thieves who pray when they steal.
5:18-5:23        I don’t know if God actually helps thieves.
5:24-5:25        Because God is great.
5:25-5:29        Does he actually allow that?
5:30-5:36        But I draw that, because I see them doing it.
5:37-5:39        I often draw animals too.
5:40-5:46        Like in my work ‘Animal Football’.
5:47-5:50        I enjoy that.
5:50-5:53        So I make the animals play football.
5:54-5:56        I give it the title:
5:56-5:58        ‘The rules have to be amended.’
5:59-6:00        Because the arbitration doesn’t always run smoothly.
6:02-6:04        The referee is only human.
6:04-6:06        He has his feelings.
6:07-6:08        In some cases I don’t agree with him.
6:09-6:10        It would be better if the referee was electronic
6:10-6:12        or a robot.
6:13-6:15        With a human, the feelings are too dominant.
6:16-6:18        He can wrongly whistle for offside.
6:18-6:19        That’s why I have created that work.
6:20-6:24        So that is what I, Sim Simaro,
6:24-6:26        can briefly say today.
6:27-6:29        If you can come again
6:29-6:30        I’ll tell you the rest.

Boekclub ‘Wanneer we spreken over kolonisatie’

Een fotoverslag van de boekclub ‘Wanneer we spreken over kolonisatie’ in Mu.ZEE op 30 juni 2018:

Boekclub ‘Wanneer we spreken over kolonisatie’ op 30 juni 2018 in Mu.ZEE met Laura Nsengiyumva, Emmanuel Iyamu, Sandrine Ekofo, Seckou Ouologuem en Mohamed Barrie.

Bekijk vanaf 14 augustus 2018 in Mu.ZEE de integrale opname van de boekclub of klik hier:

Heb je de activiteit in Mu.ZEE gemist? Framer Framed organiseert op 26 juli 2018 een vervolg op deze boekclub met schrijver Heleen Debeuckelaere en kunstenaar Quinsy Gario. Meer info: https://framerframed.nl/projecten/wanneer-we-spreken-kolonisatie/